18
In mijn zomerjurk kroop ik onder de dekens. Tijd om te douchen nam ik niet. Het kon me niet schelen dat mijn gezicht een beetje verbrand voelde. Het kon me niet schelen dat ik wakker zou worden met pandaogen. Waarom had nooit eerder iemand bedacht dat jetlag en stom gestress over een man een probaat middel vormden tegen dwangneuroses? Ik rolde mezelf in het dekbed en kon zelfs de puf niet opbrengen om het licht uit te doen. Tegen de tijd dat ik me had geïnstalleerd lag ik in het midden van het bed. Kon mij wat schelen; Emelie moest me maar omrollen als ze ging slapen. Ik had mijn ogen nog niet gesloten of ik zonk weg in een diepe slaap.
Toen ik ze weer opendeed was het licht.
‘Goedemorgen.’ Matthew lag languit op de chaise longue een Frans tijdschrift te lezen. Matthew sprak geen woord Frans. ‘Je was diep in slaap toen we vannacht op de kamer kwamen.’
‘Ik was afgepeigerd,’ zei ik zachtjes om Emelie niet wakker te maken. ‘We hebben de hele dag gelopen. Hoe laat is het?’
‘Uurtje of tien,’ zei Matthew. ‘Ik dacht dat je nooit wakker zou worden. Geef Doornroosje eens een por; de wagen staat om halftwaalf voor en ik moet iets eten voordat mijn maag zichzelf gaat verteren.’
‘Wagen?’ Opstaan was een ware strijd. Mijn benen voelden alsof ze afgehakt waren en vervangen door worstjes. Het ging voor geen meter.
‘Em vertelde me over die bungeebal bij Niagara Falls.’ Hij stond op en trok me uit bed. ‘Dus daar heb ik werk van gemaakt. We gaan erheen.’
‘Echt waar?’ Ik keek naar mijn verkreukelde jurk en naar Matthews geschokte gezicht. ‘Ik heb met mijn kleren aan geslapen,’ legde ik uit.
‘Dat zie ik.’ Hij greep mijn schouders en liep naar de douche. ‘Fijne date gehad?’
‘Dat lijkt me een beter onderwerp voor in de auto.’ Ik trok de rits van mijn jurk omlaag en wikkelde me in een handdoek om te voorkomen dat Matthews ogen gingen branden bij het zien van mijn boezem.
‘Zo erg?’ Hij deed de kraan aan en voelde of de temperatuur goed was. ‘Gaat het wel?’
Ik pakte mijn speciale shampoo om de kleur in mijn haar wat op te vijzelen.
‘Laten we het erop houden dat ik precies de juiste dag heb uitgekozen om van een hoog gebouw te springen.’
‘Een stukje rijden!’ riep Emelie uit terwijl ze een plastic tas vol lekkers op de achterbank gooide. Ze gaf Matthew en mij voorin een enorme beker Starbucks-koffie. Hij wierp zich op als chauffeur en ik speelde navigator, zodat Em de taak was toebedeeld ons te vermaken, maar voorzover ik kon overzien bestond mijn rol vooral uit het vasthouden van de iPhone zodat Matthew een oogje kon houden op de TomTom-app terwijl Em zich op de achterbank aan een zak chips te goed deed. Ik had duidelijk aan het kortste eind getrokken.
Matthew was nog bezig de motor van de Mini Cooper te starten toen er ineens een onbekend telefoonnummer op mijn display verscheen.
‘Waarschijnlijk is het Ethan,’ zei ik, en ik sprong naar buiten. ‘Geef me een minuutje.’
‘Je krijgt één minuut,’ schreeuwde Em door het raam. ‘We gaan een stukje rijden!’
‘Hallo?’ Er was geen echte reden om niet met hem af te spreken, behalve dan dat ik al plannen had gemaakt om van een grote hoogte met een stuk elastiek om mijn enkels naar beneden te springen. Het was ook niet zo dat hij een aanzoek zou gaan doen. Althans. Hij had vreselijk uitgeweid over kinderen van vrienden. Als er al iemand aan trouwen dacht, was hij het wel. En ikzelf ook – tot vorige week. Wat een ongelooflijk stomme timing.
‘Ik heb je brief gelezen.’
Simon nam nooit de moeite om zijn naam te zeggen. Het was een van zijn minder aangename gewoontes. Net als zijn teennagels knippen in de woonkamer, boterhammen met Marmite eten voor hij ging slapen en met zijn handen in zijn broek naar Match of the Day kijken. Eigenlijk naar elk tv-programma dat na acht uur ’s avonds werd vertoond. Die dingen moest ik me steeds blijven voorhouden.
‘Waarom lees jij mijn brieven?’ Ik had geen idee waar hij het over had. ‘En waarom zag ik je telefoonnummer niet? Heb je een ander nummer?’
‘Jij hebt de sloten veranderd zonder mijn medeweten,’ zei hij. ‘Het leek me niet meer dan eerlijk.’
‘Jij bent weggegaan.’ Ik kwam bij een bushokje en ging zitten. Heen en weer lopen zou mijn bloeddruk niet echt goeddoen. Ik knikte naar de twee oude dames die naast me zaten te wachten. Ze knikten terug. Aardige mensen. ‘Waarom lees jij mijn post?’
‘Ik lees je post niet.’ Hij klonk pissig. ‘Ik lees de brief die jij hebt geschreven aan mij. Waarin je me herhaaldelijk uitmaakt voor lafbek en wezel.’
Het duurde even, maar toen snapte ik het eindelijk. Die brief. De brief die ik op de salontafel had gelegd. Die Matthew moest hebben opgepakt toen hij Simons post weghaalde. Lafbek.
‘O ja.’ Het was maar goed dat ik was gaan zitten, hoewel liggen misschien beter was geweest. ‘Die brief.’
‘Die brief,’ herhaalde hij. ‘Matthew zei dat je naar Canada ging.’
Ik keek naar de twee oude dametjes, de auto’s die over tramrails reden aan de verkeerde kant van de weg en het excentrieke zwart-wit gestreepte gebouw aan de overkant.
‘Ik bén in Canada,’ bevestigde ik. ‘In Toronto.’
‘Voor je werk?’ Hij klonk minder pissig en iets nieuwsgieriger.
‘Nee.’ Waarom zou ik hem meer vertellen dan hij verdiende?
‘Mooi. Luister, dit kost me een kapitaal dus ik zeg het meteen maar,’ zei hij na een korte stilte. ‘Ik ben behoorlijk over de zeik van die brief.’
‘Nee toch.’ Als hij met dat soort lulkoek aankwam, kon ik net zo goed weer ophangen. Wat was hij van plan: naar Canada komen om me de huid vol te schelden?
‘Ja. Het was niet fijn om te lezen maar nadat ik het had gedaan, dacht ik… Je hebt gelijk. Er staan dingen in waardoor ik me een klootzak voel. Ik kan jou niet de schuld geven. Je hebt in alles gelijk.’
Nou, dat was nog eens een verrassing.
‘Ik heb me gedragen als een klootzak en een lafaard, en dat verdiende je niet.’
Ik leunde tegen de muur van het bushokje. Echt?
Hij haalde diep adem en ik durfde te zweren dat ik gesnotter hoorde. ‘Rachel, het spijt me. Ik weet dat ik het niet zou moeten vragen en ik weet dat je nee zou moeten zeggen, ik weet dat je nee gaat zeggen, maar jezus, ik wil je echt spreken.’
Ik keek naar de overkant, waar rammelend een tram voorbijging. Trams. Canada was leuk.
‘Rachel, ben je er nog? Je weet dat ik niet kan horen wat je in gedachten terugzegt als we aan de telefoon zijn.’
‘Ik luister,’ antwoordde ik. ‘Je wilt me spreken.’
‘Ik weet dat ik een stompzinnige lafbek ben die het niet verdient, maar ik wil weer naar huis komen,’ zei hij snel, met een nerveus lachje voor de goede orde. ‘Ik heb hier naar mijn telefoon zitten staren en ik heb elke dag die brief gelezen. Nu pas heb ik de moed kunnen opbrengen om je te bellen.’
Wat moest ik zeggen? Wat moest ik doen? Ik beet op mijn duimnagel.
‘Oké, ik blijf gewoon praten en jij hangt niet op, goed?’
In vijf jaar tijd had ik Simon twee keer zien huilen. Een keer toen zijn opa stierf en een keer toen Chelsea dubbel kampioen werd, maar het leek er nu op dat hij hard op weg was voor de derde keer te scoren.
‘Ik weet niet wat er met me aan de hand was, de overstap naar een andere baan, nieuwe mensen, het feit dat ik de dertig nader, wat dan ook,’ vervolgde hij. ‘Ik praatte mezelf aan dat ik iets miste. Het was alsof ik als ik naar jou keek een hypotheek voor me zag, en pensioenplannen en schoolgeld en wekelijkse tripjes naar de supermarkt en onze oude dag. Ik wilde je niet meer zien. Maar ik zat fout.’
Was ik een wekelijks tripje naar de supermarkt? Ik beet niet meer op mijn nagel. Als hij naar mij keek zag hij pensioenplannen?
‘Ik heb tijd gehad om na te denken en ik zat fout. Dat kan ik nu toegeven. Ik was echt een lafbek, maar nu wil ik weer terugkomen. Ik hou van je.’
‘O ja?’
‘Ja.’
‘Ook al ben ik saai?’
‘Ook al ben je saai.’ Simon probeerde een lachje. ‘Maar saai zijn is eigenlijk niet zo erg, als je er goed over nadenkt, toch? Ik mis je echt, Rach.’
Ik haalde diep adem en blies weer uit. Ik was kalm. Ik was volkomen kalm. Ik zou niet door het lint gaan in Queen Street West.
‘En als ik dat niet meer wil?’ vroeg ik. Het scheelde niet veel of Rachel ging over de rooie. ‘Als ik nu eens veranderd ben?’
‘Je bent nog steeds Rachel,’ reageerde hij. Het beviel hem duidelijk niet dat ik niet gedwee reageerde. ‘Nou, wanneer kom je terug? Zal ik je van het vliegveld komen halen? Dan maak ik eten en kunnen we alles bespreken.’
Ik blies mijn wangen op en keek naar de auto. Em hing uit het raampje en gebaarde dat ik moest opschieten terwijl ze handenvol chips naar binnen propte. Ik gebaarde terug dat ik nog twee minuten nodig had. Of althans, ik dacht dat ik dat deed. Misschien had ik wel een v-teken gemaakt.
‘Rach?’ Simons stem aan de andere kant van de lijn.
‘Nee.’ Mijn stem. Mijn woord.
‘Nee in de zin van: ik hoef je niet af te halen van het vliegveld?’
‘Nee tegen alles.’ Ik stond op en begon te ijsberen. Dan maar een beroerte. ‘Nee, je haalt me niet af. Nee, je kunt niet doen alsof dit allemaal niet is gebeurd. Nee, je kunt niet meer naar huis komen. Het is jouw huis niet meer.’
Door het hardop te zeggen werd het waar. Ik had de afgelopen tien dagen te veel gepresteerd om alles terug te draaien. Natuurlijk zou het makkelijker zijn om het af te schrijven als een extra halfuurtje waanzin, maar sinds wanneer was iets wat de moeite waard was makkelijk? Ik was niet meer verliefd op Simon. Ik was allang niet meer verliefd op Simon. Ik was verliefd op het niet alleen zijn, iemand die er was als ik thuiskwam van mijn werk, en nu wist ik dat ik dat niet nodig had. Mijn hart was niet gebroken vanwege hem, maar vanwege de dingen die ik van hem had gewild. En die wilde ik niet meer.
‘Rachel?’
‘Je bent een slapjanus. En een lulhannes.’ Ik huiverde en mimede een verontschuldiging tegen de oude dames. Een van hen schudde het hoofd, de ander glimlachte. ‘En stel dat ik drie maanden geleden was thuisgekomen met de boodschap: goed, Simon, ik geloof dat ik een beetje rond wil neuken, maar als ik het zat ben om op de bank te slapen, kom ik weer terug. Maar dan wel op mijn voorwaarden en ik bel je eerst op om je te beledigen. Klinkt dat goed? Wat zou je dan precies hebben gezegd?’
‘Rach…’
‘Ik bel je wel als ik terug ben en besloten heb wat ik met de flat wil doen. Nu moet ik ophangen want ik ga zo meteen van een brug af springen of zoiets.’
Ik verbrak de verbinding en vervloekte Simon hartgrondig. De oude dametjes naast me in het hokje keken een beetje ontzet.
‘O, sorry.’ Ik sloeg mijn hand voor mijn mond en verontschuldigde me nogmaals. ‘Ik was even vergeten waar ik was.’
‘Geeft niet, hoor,’ zei een van de twee, in een leuke oranje regenjas. ‘Toen wij jong waren zijn we ook regelmatig een lulhannes tegengekomen, alleen noemden we ze toen nog niet zo.’
‘Herinner je je Donald Tyler nog?’ giechelde de ander toen de bus aan kwam rijden. ‘Dat was echt een lulhannes.’
Ik veegde een paar tranen weg, blij dat het niet tot een heuse huilbui was gekomen, en glimlachte naar de dames toen ze in de bus stapten. Over veertig jaar zouden Emelie en ik zo kunnen zijn. Matthew zou het ongetwijfeld te druk hebben met in zijn cabrioletje door Miami racen. Ik krabde aan mijn neus, die jeukte, liep terug naar de auto en stapte weer in.
‘Wat was dat?’ Matthew keek me even aan en trok me in zijn armen. ‘Gaat het wel?’
‘Dat was Simon,’ mompelde ik tegen de natte plek die mijn tranen in zijn t-shirt maakten. ‘Hij wil terugkomen.’
‘O jezus.’ Em wierp zichzelf met chips en al tussen ons in om mee te doen aan de omhelzing. ‘Wat heb je gezegd?’
‘Ik heb nee gezegd.’ Om te beginnen greep ik de zak chips en zette hem tussen mijn voeten. Die zou ik binnen afzienbare tijd nodig hebben. ‘Ik wil hem niet terug. Het is zijn huis niet meer, hij is vertrokken.’
‘Fantastisch.’ Matthew maakte zich los uit de omhelzing en stak zijn hand in de lucht voor een high five. ‘Mooi zo. Je bent beter af zonder hem.’
‘Je gaat helemaal voor het vrijgezellenbestaan,’ beaamde Em. ‘Mannen, opgepast.’
‘Hm, ja.’ Ik legde mijn hoofd op haar arm. ‘Rachel Summers, internationale hartenbreekster.’
Die titel zou geloofwaardiger zijn als ik kon ophouden aan dat ene hart te denken dat ik onlangs op zijn minst had gekneusd. En dat was geen goed gevoel.
‘Je moet ons nog dat verhaal vertellen,’ hielp Matthew me herinneren toen hij Emelie weer op haar plaats had gezet en overgehaald haar gordel om te doen. ‘Wil je dit uitstapje liever uitstellen? We kunnen het ook morgen doen.’
De afgelopen paar dagen waren vermoeiend en verwarrend geweest. De jetlag had Rode Rachel tijdelijk buitenspel gezet en eigenlijk had ik haar hard nodig. Wat maar één ding kon betekenen. Ik deed mijn gordel om, pakte mijn to do-lijst uit mijn tas en wuifde ermee naar Matthew. ‘Als ik het ooit nog ga doen, is het vandaag.’
‘Goed, mevrouw,’ knikte hij, en hij startte de motor. ‘Niagara Falls, we komen eraan!’
‘Joepie!’ riep Em weer uit het raampje. ‘Een stukje rijden!’
‘Ja, Em,’ zei Matthew in het achteruitkijkspiegeltje. ‘Dat weten we nu wel.’
‘joepie!’ Ze boog zich naar voren en herhaalde nog eens, twee keer zo hard, recht in zijn gezicht: ‘een stukje rijden.’
‘Zullen we dan maar gewoon gaan?’ stelde ik voor, het voddige servetje opbergend. Misschien was het niet eens zo’n ramp als ik die bungeejump niet overleefde. Een gebroken nek was vast beter dan vier uur met die twee in een auto doorbrengen.
Ik wist niet echt wat ik van Niagara Falls moet verwachten, maar een kruising tussen Alton Towers en Blackpool Illuminations in een National Trust-park in elk geval niet. Het was een verschrikkelijk schreeuwerige toestand, precies het tegenoverstelde van het smaakvolle, moderne Toronto. Het duurde twintig minuten voordat we langs de neonverlichting waren, langs de musea met wassen beelden, de bowlingbaan, het pretpark en vier verschillende Starbucks voordat we naar een parkeerterrein werden verwezen. En met parkeerterrein bedoel ik een waanzinnig groot grindoppervlak. Zodra de auto tot stilstand kwam, sprong Em als een enthousiaste puppy van de achterbank.
‘Kom, deze kant op,’ riep ze op en neer springend, met haar gezicht naar de zon gekeerd. Je zou haast denken dat we haar altijd in een kelder stopten. ‘Ik popel om het jullie te laten zien.’
Matthew sleepte met iets meer waardigheid zijn lange lichaam uit het piepkleine autootje en rekte zich uit. Wie mooi wil zijn moet pijn lijden. De hipste auto van het bedrijf huren was niet altijd een goed idee als je technisch gesproken een reus was.
‘Kom mee.’ Hij legde een arm om mijn schouders en zo liepen we achter Em en de hordes andere bezoekers aan. ‘Het komt allemaal goed.’
Mijn verhaal over Ethan had ik relatief kort gehouden. Nog van streek door Simongate, kon ik niet echt een excuus verzinnen waarom ik een heerlijke dag met een heerlijke man had gehad zonder iets te voelen. Em had duidelijk haar romantische pet op en weet het niet alleen aan mijn zenuwen en jetlag, maar zelfs aan de spijkerbroek die hij droeg en mijn veel te vroege kennismaking met haar geliefde poutine. En ik had ook nog ontdekt dat ze zelf het liefst in het geniep chips at met gesmolten kaas en jus. Matthew daarentegen was veel fatalistischer. Ethan was niet de ware. Het was leuk om op lange afstand een vlam te hebben, maar als het erop aankwam was er geen chemie tussen ons.
‘Het ligt niet aan jou,’ had hij gezegd toen we over de snelweg reden met muziek van Bryan Adams. Wel zo toepasselijk… ‘Je gaat nu niet ineens hopeloos verliefd op hem worden. Als Ethan een kerel was die je op een avond in een café had ontmoet, zou het niet erg zijn dat je niet binnen vijftien minuten met hem wilde trouwen. En als hij in Londen woonde, zou je er misschien niet zoveel druk achter zetten.’
‘Dat denk ik ook.’ Ik tuurde naar het berichtje op Facebook dat ik had verstuurd en waar ik me niet al te rot over probeerde te voelen.
Hoi Ethan,
Bedankt voor gisteren, het was echt fantastisch. Toronto is geweldig. Het was heerlijk om bij te praten, maar ik moet vandaag weer verder vanwege een onverwachte opdracht. Laten we contact houden, en geef een gil als je ooit naar Londen komt.
Groetjes,
Rachel
Hij had eigenlijk iets beters verdiend; hij was zo’n prima kerel en ik had het gevoel dat dit een typisch gevalletje was van lullig, maar wat moest ik dan? We waren tenslotte niet verloofd. We waren een dagje samen op stap geweest. Hij had me een keer gezoend. We wisten allebei dat ik binnen achtenveertig uur zou vertrekken. Dat hield ik mezelf steeds voor, totdat ik het feit dat ik hem een verkeerd idee had gegeven bijna helemaal van me af kon zetten. Hij had nog niet gereageerd. Ik besloot te geloven dat dat kwam doordat hij met Sadie ergens wandelde op een plek waar zijn telefoon geen bereik had, en niet omdat hij te druk bezig was een voodoopop met rood haar te maken. Niet dat het nodig was dat hij me vervloekte; ik was toch al op weg om mezelf een fatale hartaanval te bezorgen. Nummer negen: bungeejumpen.
‘Het komt goed,’ had Matthew beloofd. ‘Vroeg of laat zul je iemand vinden van wie je helemaal hoteldebotel bent. Iemand die je het gevoel geeft dat je leeft. Iemand van wie je slappe knieën krijgt als hij je kust. Relaties zijn moeilijk genoeg. Je moet met minder geen genoegen nemen.’
‘Precies,’ had Em beaamd. ‘En niets is heerlijker dan iemand tegenkomen van wie je helemaal uit je dak gaat. Je hebt wat passie nodig in je leven, Ray Ray. Passie waarvan je tenen gaan krullen en je lippen tintelen.’
Op dat moment wist ik niet wat ik angstaanjagender vond. De gedachte aan het bungeejumpen, met minder genoegen nemen, of het feit dat de enige man in mijn leven die me dat gevoel had gegeven Dan Fraser was, toen hij me tweeënzeventig uur geleden volkomen hoteldebotel maakte.
Omdat mijn blik op weg naar de waterval verpest was door die afschuwelijke toeristische zooi en mijn hoofd vol onzinnige gedachten zat, werd ik totaal overrompeld door het waanzinnige natuurschoon dat zich voor me uitstrekte toen we Emelie eindelijk inhaalden. Bij elke stap werd het ruisende water luidruchtiger en het uitzicht spectaculairder. Het was werkelijk adembenemend. Ik sprong op een laag stenen muurtje en negeerde het toenemende gevoel van angst waardoor ik me bewust werd van de afgrijselijke hoogte, en nam duizend foto’s; maar geen enkele foto zou ooit kunnen weergeven wat ik op dat moment voelde. Ik keek achterom naar de monsterlijke neonlichten achter ons en toen weer naar de waterval. Geen wonder dat de winkels zo hard hun best deden om mijn aandacht te trekken, maar concurrentie kon je het nauwelijks noemen. Tenzij je een suffe toerist was met een heuptasje. De watervallen waren enorm. Majestueus. Indrukwekkender dan de Wonder Room bij Selfridges. Bijna even opwindend als de eerste keer dat ik mijn rode haar aanschouwde. Ik was vergeten dat de natuur me met stomheid kon slaan met dingen die al eeuwen bestonden, andere dingen dan er op Sky Plus te zien waren. Zodra ik weer kalm was, nam ik, product van de eenentwintigste eeuw dat ik was, een foto met mijn telefoon en stuurde die aan mijn moeder. Ze zou het prachtig hebben gevonden. Ze zou het prachtig vinden. Ik nam me voor om binnenkort met haar terug te gaan naar deze plek.
‘Het is fantastisch,’ zei Matthew na een paar minuten stilte. ‘Weet je zeker dat je niet in een ton de waterval af wilt? Ik zou het echt accepteren als alternatief voor bungeejumpen.’
O ja, dat was waar ook. Ik was hier niet om met stomheid geslagen te worden door de natuur. Ik was hier om me als een hamster in een gigantische bal duizenden meters de lucht in te laten schieten om daarna te pletter te slaan. Het was eigenlijk zinloos geweest om Ethan dat mailtje te sturen. Ik had net zo goed rustig kunnen sterven en hem in zalige onwetendheid verder laten leven.
‘Ik ga.’ Ik tuurde over de rand in het ruisende witte water van de waterval op de plek waar hij in de rivier stortte. Er rees stoom op die als een nevel om mijn gezicht hing en het misselijke gevoel in mijn maag verlichtte. Het was vreemd om zoiets zachts te ervaren van iets wat zo krachtig was. En toch, nu ik hier bij Niagara Falls zat met mijn twee beste vrienden, in een vreemd land, met rood haar, een tattoo en net geen strafblad, kon ik alleen maar aan Dan denken. Er stond me eigenlijk slechts één ding te doen.
‘Goed.’ Ik sprong van het muurtje en veegde het stof van mijn achterste. ‘Waar is die bungeebal?’
‘O, jezus.’ Ik sloot mijn ogen toen de riempjes van een zeer intieme gordel om mijn afgeknipte spijkerbroek werden gegespt. ‘Moet dit echt?’
Van alle punten op mijn lijst zag ik hier het meest tegen op. Een tattoo laten zetten, best. Een overtreding begaan? Er waren duizenden manieren om dat te doen zonder dat je echt in de problemen kwam. Ik zou nog liever een contract tekenen waarin stond dat mijn hoofd zou exploderen als ik de eerste tien jaar niet dagelijks ging joggen dan de man die de bungeebal in werking stelde en die er trouwens uitzag alsof hij nog geen pingpongbal kon hanteren, het teken te geven dat ik er klaar voor was. Mijn hoogtevrees had me nooit in de weg gezeten omdat ik ervoor had gezorgd me nooit op hoogtes te begeven. Wanneer zou je ook? Simon verving altijd de lampen, in een dubbeldekker bleef ik altijd onderin en in een warenhuis ging ik nooit naar boven. Makkelijk zat. Dit was niet iets waar ik me ooit druk over had gemaakt. Ik voelde me niet fijn op grote hoogte. Ik voelde me niet fijn in kleine ruimtes. Ik voelde me niet fijn wanneer tieners de apparaten bedienden waarin ik het leven zou kunnen laten. Het was echt alsof mijn drie grootste fobieën zich verenigd hadden. Eigenlijk was het enige wat deze ervaring nog afschrikwekkender kon maken, een tarantula die voor mijn gezicht werd vastgebonden.
Ik had Em en Matthew bevolen met hun gigantische ijsjes op het platform te blijven staan, zogenaamd om foto’s te maken, maar in werkelijkheid omdat er dan zo weinig mogelijk mensen getuige zouden zijn van mijn zenuwinzinking. Bovendien was er door hun morbide fascinatie voor het toekijken als ik mijn dood tegemoet ging een koortsachtige blik in hun ogen verschenen die ik liever niet zag. Vooral Matthew genoot hier veel te veel van. Het pinkelende geluid van weggeschoten worden en te pletter vallen dat hij veertig minuten lang maakte terwijl we in de rij stonden te wachten, had daar niet veel goed aan gedaan. Tegen de tijd dat ik werd vastgegespt, baadde ik van top tot teen in het zweet en wist ik vrijwel zeker dat ik hyperventileerde.
‘Goed, dus ik zet de rit in gang en dan geef ik zeg maar een teken en dan…’ De jongen achter een twijfelachtig uitziend bedieningspaneel veegde zijn neus met de rug van zijn hand af en keek omhoog naar de hemel alsof hij zich de juiste tekst probeerde te herinneren. ‘… worden de passagiers honderd meter de lucht in geschoten boven Niagara Falls met een snelheid van honderdzestig kilometer per uur.’
Hij hoestte. Hij spuugde iets op de grond en hervatte zijn verhaal.
O mijn god, ik ging echt dood.
‘Deelname is verboden als u zwanger bent, een hartkwaal hebt of eh… iets anders,’ zei hij schouderophalend. ‘U bent toch niet, zeg maar, in verwachting?’
‘Dat niet, alleen geestelijk een tikje labiel,’ antwoordde ik met een vrolijke glimlach. Ik moest hier gewoon doorheen. Net als bij een pleister die je in één keer lostrekt. Een dodelijke pleister die door mechanische armen werd losgelaten en me over de watervallen in een zeemansgraf zou slingeren. Het kon elk moment gebeuren. ‘Kunnen we nu starten?’
‘Eh, ja. Ik geloof dat het wel oké is. We hebben wel eerder mensen gehad met een geestelijke beperking.’ Hij kroop weer achter het bedieningspaneel. ‘Hoewel ik dat soort dingen eigenlijk niet mag zeggen als ik met de ritjes bezig ben.’
Ik wenste oprecht dat hij het niet meer een ritje noemde. Een ritje suggereerde dat het iets leuks was. Je maakte een ritje op een ezel op het strand. Je maakte een ritje in de achtbaan. Maar hier zat ik vastgeketend in een gigantisch metalen moordapparaat, bediend door de zoon van Mr. Bean. Er wachtte me niet eens een beloning wanneer ik de hele lijst had afgewerkt. Alleen maar het voldane gevoel dat het volbracht was, hield ik me voor. Dat was de beloning. Als ik die waanzin niet was begonnen, zou ik hier nu niet zijn. Als we die lijst niet hadden opgesteld, zou ik niet proberen erachter te komen waarom ik me maar steeds bleef afvragen waar Dan was, wat hij deed en met wie. Het zou me niet kunnen schelen dat hij niet had geprobeerd contact met me op te nemen. Het zou me niet kunnen schelen dat… wacht eens… Was dat het teken? Ik probeerde in de riem naar voren te buigen om een beter zicht te krijgen op Bean junior, maar nee hoor, die was nog verdiept in het bedieningspaneel, met een halve taco tussen zijn lippen.
Ik greep me aan de gordel vast, zette me schrap en bereidde me voor op mijn einde. Ik stelde me voor dat als Elvis de keus had gekregen tussen het loodje leggen in de plee of ten overstaan van een van de natuurwonderen, hij waarschijnlijk voor eh… de plee had gekozen. Bovendien gold er een gewichtsbeperking voor dit ding. Maar er waren ergere manieren om te sterven dan met een fantastisch uitzicht op Niagara Falls; het was eigenlijk best bijzonder. Ik kon vanaf hier beide watervallen zien: ruisend wit water, heldergroene bomen, een felblauwe hemel. Prachtige kleuren. Jammer dat het enige wat ik kon zien als ik me omdraaide de schreeuwerige lichtreclame van Bowlerama was. Ik nam aan dat het zo zijn eigen charme had, maar… niet echt. Canada lag onder mijn voeten, of althans onder de cabine en daar, aan de overkant van het water, was Amerika. Eerlijk gezegd schokte het feit dat de Canadese kant de toeristische kant was me meer dan het bestaan ervan. De Amerikaanse kant van de watervallen had hierbij vergeleken veel meer waardigheid en ik was in elk geval blij dat ik zoiets prachtigs had mogen zien voordat ik stierf. Want ik was er rotsvast van overtuigd dat dit mijn einde werd.
Ik hoorde de klik voordat ik iets voelde. Een halve seconde later werd ik de lucht in geslingerd en bevond de waterval zich duizenden kilometers onder me. Of minstens honderd meter. Het was bizar; ik voelde niets, fysiek niet en verder ook niet. Het enige wat ik wist was dat mijn maag en Niagara Falls zich ergens onder me bevonden en dat deze geweldige sensatie vervangen zou worden door een verschrikkelijke val waarin ik mijn voortijdige dood tegemoet ging. En dan te bedenken dat ik – onder alle andere omstandigheden – graag mijn gelijk haalde.